MENSenSTRAAT ontving deze zomer een noodkreet van Amsterdammer Marc Stegeman: ‘Hoewel niet rolstoelgebonden, wandel ik regelmatig in Amsterdam met iemand die slecht ter been is en die daarom aan de arm genomen moet worden. Dan ervaar ik regelmatig dat de trottoirs niet de vrije doorloopbreedte hebben die nodig is om met een rolstoel, brede kinderwagen, fiets aan de hand, of arm-in-arm te kunnen lopen.
Uit de directe omgeving ken ik ook personen die visueel beperkt zijn en op de smalle stoepen in de problemen komen door veel obstakels. Ook ontbreekt vaak de vrije doorloop om over te kunnen steken, zelfs bij zebrapaden en gemarkeerde oversteekplaatsen.’
De foto’s die Stegeman meestuurt, laten het bekende, maar daarom niet minder ontluisterende beeld zien van trottoirs die onbegaanbaar zijn door reclameborden, uitstallingen, paaltjes en fietsen.
Stegeman heeft uitgezocht hoe het zit: ‘Het handboek Inrichting Openbare Ruimte (IOR) definieert een obstakelvrije strook als een loopstrook die gestrekt is en zonder obstakels, dus geen slingerroute tussen de obstakels door. Uit diverse bronnen blijkt de obstakelvrije loopruimte te mogen variëren van minimale 1,20 meter indien het een korte straat is die geen doorgaande looproute is, tot 2,25 m (1,80 m over de stoeptegels) en meer voor drukke looproutes. De minimaal vereiste breedte in Amsterdam is meen ik 1,50 meter.’
Theorie versus praktijk
Stegeman constateert dat er in theorie dan wel gemeentelijke regelgeving is die de obstakelvrije loopruimte moet garanderen, maar dat die garantie in de praktijk niets voorstelt. ‘Er is een volstrekt egocentrisme onder de burgers gegroeid en het is een fictie om te denken in termen van sociale controle. De overheid is in zijn schulp gekropen en voor zover er sprake is van handhaving, geschiedt dit niet uit spontaan plichtsbesef maar
bij de gratie van de benadeelde burger die piept. Het is geen taak voor de politie (vindt de politie) maar van handhavers of stadswachten, alleen mankeert er wat aan hun instructies of taakopvatting. En mocht naar aanleiding van een klacht een handhaver ter plaatse gaan kijken, dan is dat meestal dagen later en wordt de klacht afgedaan met “niet geconstateerd”. Met andere woorden: voor benadeelde passanten is het dweilen met de kraan open.’
Stegeman concludeert: ‘Het zal duidelijk zijn dat bij de gemeente(n) een beleidswijziging afgedwongen moet worden: gewoon duidelijk maken wat de ‘obstakelvrije loopruimte’ betekent en ook en vooral: deze consequent handhaven.’ En hij roept MENSenSTRAAT en andere Nederlandse verkeers- en consumentenorganisaties op: herover de stoep!
Diplomatie en actie
Dit stoepenprobleem is natuurlijk bekend bij MENSenSTRAAT. Secretaris Janneke Zomervrucht: ‘In onze ouderennotitie hebben wij o.a. de begaanbaarheid van trottoirs geanalyseerd, en dit was een van de problemen. Een goede aanpak vraagt om samenhangende activiteiten op een aantal gebieden binnen een gemeente. De basis moet in orde zijn, dat wil zeggen een goed trottoir, vlak en voldoende breed. Om te zorgen dat dit beschikbaar is voor voetgangers en niet in beslag wordt genomen door obstakels zal er voorlichting (educatie) dienen plaats te vinden en tenslotte (het sluitstuk) zal er gehandhaafd moeten worden.’
Het is geen eenvoudig op te lossen probleem. MENSenSTRAAT pleit daarom voor pilots, waarin de deelnemende gemeenten het beste beleid kunnen ontwikkelen, met ondersteuning van de landelijke overheid. Een Masterplan Voetganger. Daarnaast gaat MENSenSTRAAT, samen met Wandelnet, de Nederlandse vertaling van het Internationale voetgangerscharter inzetten om het onderwerp op de politieke agenda te krijgen. Dergelijke politieke en diplomatieke activiteiten kunnen ondersteund worden door een straatactie. Daarin voorziet de Internationale Voetgangers Federatie IFP. Deze komt dit najaar met een actie voor de toegankelijkheid van trottoirs.